Op pad met Marel Kroon: Welkom in Dystopia – de wereld van Guy Tavares

Guy Tavares (foto Selwyn Slop)

Guy Tavares (foto Selwyn Slop)

Platenbaas, producer, muzikant en cultheld Guy Tavares kreeg onlangs tijdens het jubileumfeest ter gelegenheid van 40 jaar Paard van Troje de Haagse Popveer uitgereikt voor zijn verdiensten voor de Haagse underground. En terecht. Vorige maand vierde Tavares de twintigste verjaardag van zijn label Bunker Records, ooit opgericht om releases van zijn eigen acid-technoband Unit Moebius uit te brengen.

In de jaren negentig maakte het label naam met technoacts als Legowelt, I-F, Orgue Electronique en natuurlijk Unit Moebius. Ondertussen richtte de immer rusteloze Tavares Motorwolf op, een label voor nietsontziende gitaarmuziek, en speelde hij in rockbands als Johnny Cohen and the New Age Nazis, Orange Sunshine en Santa Cruz. Marel Kroon sprak hem over zijn twintigjarige loopbaan als Haagse undergroundpionier.

De uitgestrekte en labyrintische catacomben onder een oud schoolgebouw zijn de werk- en schuilplek van Guy Tavares. Hij runt hier zijn studio en repetitieruimtes en organiseert regelmatig feesten en concerten onder de naam Dystopia. “Ik leef hier praktisch dag en nacht. Buiten wordt ik alleen maar kwaad. Op mensen die altijd schreeuwen of naar me kijken. Ik wordt zelfs boos op de regen en wind. De buitenwereld overprikkelt mij teveel.”

Tavares, met wilde baard en gehuld in leren jack, oogt tenger en van Indisch bloed. Hij spreekt energiek en associatief. Een klacht dat er tegenwoordig nog weinig goede zangers zijn, zoals David Bowie of Iggy Pop (‘echte theatergasten’), gaat moeiteloos over in een Darwinistische theorie over het waarschuwen van je soortgenoten (‘de rol van de zang’). We zitten in zijn studio vol oude en analoge opnameapparatuur terwijl uit een aangrenzende oefenruimte stroperige stonerrock van een repeterende band doorklinkt en boven ons het syncopische gestamp van een Ierse volksdansgroep aanhoudt.

Stripfantasie
“Als kind leefde ik in een stripfantasie. De comics van ‘Ranx’ waren mijn bijbel; een echte cyberpunk-strip met dat duistere en dystopische wat mij ook zo aansprak in films als ‘Bladerunner’, ‘Mad Max’ en ‘Repo Man’. We woonden in een hoge flat in Alphen a/d Rijn waar ik de piratenzenders uit Den Haag en Amsterdam kon ontvangen. Die draaiden veel dubreggae uit Jamaica. In de zware en logge bassen van dub herkende ik de gamelan-muziek die ik als kind meekreeg van mijn Indische familie. Op mijn dertiende maakte ik via de Duitse televisie kennis met de opkomende New Yorkse hiphopcultuur.

Beelden van de Bronx, het brandende getto waar hiphop ontstond, maakten een blijvende indruk op mij. Daarnaast volgde ik de krakersrellen op televisie en de woede van de punks voelde ik in mij. Tenslotte ontdekte ik electrofunk via nummers als ‘Rockit’ van Herbie Hancock en de mixen van Arthur Baker. In feite is electrofunk zwarte muziek, gecombineerd met de mechanische robotmuziek van Kraftwerk. Iedereen ging in die tijd breakdancen maar ik hield meer van de ‘robotdance’ of ‘electric boogie’. De eerste jongens die dat in Nederland deden waren vaak Molukkers en Indo’s en dat is niet zo gek want het kent soortgelijke bewegingen als pencak silat.”

Acid
“Ik schoot muzikaal dus alle kanten op. Via VPRO radio ontdekte ik nog eens industriële muziek, hardcore en noise. Op mijn vijftiende ging ik in een punkband uit Alphen drummen en kwam ik in de punkscene terecht. We repeteerden in een plaatselijk jongerencentrum en daar organiseerde ik concerten van bevriende punk- en hardcorebands. In de weekends begon ik rond te hangen in kraakpanden in Den Haag, Leiden en Amsterdam. Ik bezocht hier ook een van de eerste acid-house feesten. Er is trouwens onderscheid tussen acid- en housemuziek.

Het laatste is de commerciële tak terwijl acid ruige muziek is, gemaakt door ruige gasten. Het ontstond in de heavy gay scenes van Chicago en Detroit, klonk heel kaal en mechanisch en ging vaak expliciet over drugs en kontneuken. In 1991 ben ik zelf begonnen in Den Haag met het organiseren van acid feesten. Den Haag heeft nooit een echt nachtleven gekend waardoor een soort illegale schemerwereld ontstond waar iedereen samenkwam: punks, krakers, speedfreaks, mafketels en zwervers, maar ook FC Den Haag-hooligans, homo’s en travestieten. Zonder vergunning kon je de hele nacht doorgaan. Ik startte in het kraakpand Iets Vrijers en vanaf 1992 volgden de ‘Acid Planet’ feesten in De Blauwe Aanslag.’

Stroboscoop
Begin jaren negentig ontmoette Tavares de Zoetermeerse muzikant Jan Duivenvoorden met wie hij Unit Moebius oprichtte. Aangevuld met Menno van Os en Ferenc E. van der Sluijs bracht de groep alleen al tussen 1992 en 1993 zeven albums uit op Bunker Records.

“Jan vond taperecorders op straat en schafte een Amiga 500 computer aan. We leenden nog een synthesizer en met die minimale spullen zijn we muziek gaan maken. Met Unit Moebius was het ons doel om mensen in een andere ervaringsfase te brengen. Zo’n staat kun je bereiken met bepaalde lichtfrequenties, geluiden, drugs en door zelf ritmisch te bewegen. Soms voelde het alsof zij robots waren en ik de knoppen bediende! Die techniek heb ik in Dystopia alleen maar verfijnd. Dan staan ze voor die swastikavormige stroboscoop van mij terwijl ik keihard Indische gamelan-muziek mix met black metal en zielvertrappende, duistere techno. Fantastisch!”

Bastaardhonden
“Ik ben er niet op uit om te shockeren of te provoceren. Daarvoor ben ik niet genoeg geïnteresseerd in andere mensen. Neem Johnny Cohen and the New Age Nazis, een band die ik bedacht voor een speelfilm, maar rond 2000 daadwerkelijk optrad en een paar platen uitbracht op Motorwolf. We waren een multiraciale band met het geloof in een multiraciaal meesterras. Met gemengd bloed draag je veel meer informatie in je en ben je beter aangepast aan de natuur, zoals bastaardhonden veel sterker zijn dan rashonden.

We draaiden dat hele blanke superioriteitsgevoel gewoon om, als een grote cynische grap. Geen provocatie maar gewoon humor. Als dat muntje niet bij je wil vallen dan verdien je het om boos te zijn. Of ik nou rock of techno maak, het zijn allemaal soundscapes om één verhaal te vertellen dat duister, dystopisch, dreigend en onafwendbaar klinkt. Kopje onder in een duistere en vernietigende massa. Ik ben alleen maar met mijn eigen fascinaties bezig en als ik daar iemand mee beledig: mijn excuses.'”

Mafketels
“Zoals ik te werk ben gegaan had in Amsterdam niet gekund. In de jaren tachtig ging ik vaak naar hardcore punkshows in Amsterdam en leerde ik veel mensen kennen via piratenzender Radio 100 en mijn fanzine Maximum Droplul. Toch ben ik er niet naartoe verhuisd maar heb ik voor Den Haag gekozen. In Amsterdam was het kraakcircuit te goed georganiseerd en ook te politiek correct. In Den Haag zat de het vol mafketels die mijn interesses deelden. Je had hier begin jaren negentig heel veel kraakpanden.

Alles was kapot, het hele centrum was één groot gat, een niemandsland met rijen afgebrande huizen. Ik woonde daar middenin, alsof ik in een aflevering van ‘Ranx’ leefde. Tegen die achtergrond ontstonden los van elkaar allerlei kleine scenetjes. Nog steeds denkt iedereen dat hier niets gebeurt, maar als je zelf iets gaat organiseren dan kom je er snel achter dat er juist véél gaande is in Den Haag. Bunker en Motorwolf hebben ook gediend om mensen in deze stad met elkaar in contact te brengen.”

Prijs
“Zo’n Haagse Popveer ontvangen is voor mij persoonlijk niet belangrijk omdat ik helemaal niet bezig ben met erkenning. Maar het is wel een erkenning voor al die mensen die aan Bunker hebben bijgedragen. Toen ik op het feest in het Paard van Troje was, realiseerde ik mij dat er allemaal Bunker acts speelden omdat ik die prijs kreeg.

Toen dacht ik, ja, dat is inderdaad mijn verdienste. Zonder mij hadden die lui nooit samen op een avond in het Paard gestaan. Ik heb zelf ook wel wat platen gemaakt maar ik ben vooral de selecter: ik selecteer muziek om uit te brengen. De eer komt toe aan de acts en om die bij elkaar te zien vond ik mooi. Dat is dan wel weer het enige sociale aan mij: gedeelde vreugd is toch dubbele vreugd.”

Visioenen
“Gelukkig kan je in Den Haag nog steeds freaks vinden, ook al is de stad inmiddels schoongeveegd. De freaks zitten nu – net als ik – letterlijk onder de grond, meer en meer verstopt. Ik ben blij om te zien dat er ook nog steeds jonge mensen bijkomen die zich nergens iets van aan trekken en hun eigen gang gaan. Zelf heb ik nog steeds meer dan genoeg projecten op stapel staan. Veel te veel. Ik bedenk alles ’s ochtends in bed, dan komen de visioenen, de beelden en getallen. Tussen een uur of acht en elf heb ik dan een hersenpiek: een soort van stream of consciousness of lucide dromen die de basis vormen van al mijn creativiteit. De visioenen blijven maar komen.”

Marel Kroon

marelkroonMet zijn 75 jaar kan Rotterdammer Marel Kroon gerust de éminence grise van de Nederlandse popjournalistiek worden genoemd en een monument voor het steeds meer vergrijzende internationale poplandschap. Hoewel hij pas na zijn pensionering (tot zijn 65ste doceerde hij Boekhouden op een Hillegersbergse Mavo) serieus begon te schrijven, bevond hij zich gedurende zijn lange leven steeds daar waar Nederlandse popgeschiedenis werd geschreven. Als tiener zag hij de rock ‘n’ roll opkomen maar zijn enthousiasme voor pop werd pas echt aangewakkerd met een bezoek aan het concert van The Beatles in Blokker (1964). Datzelfde jaar stond de jonge Kroon vooraan tijdens de rellen rondom het Rolling Stones concert in het Haagse Kurhaus. Hij danste naakt op het Kralingen Popfestival (1970) totdat Jefferson Airplane-zangeres Grace Slick vanaf het podium hem persoonlijk vroeg of hij ‘please’ iets wilde aantrekken. Hij verloor zijn voortanden aan de rondmaaiende basgitaar van Sid Vicious tijdens het Sex Pistols-concert in Eksit (1977) en de rest van zijn gebit door een stagedive tijdens het concert van Nirvana in Nighttown (1989) waarbij geen mens hem opving omdat er praktisch niemand was. Zo hopen de wapenfeiten zich op. Voor Popunie gaat Kroon vooral op zoek naar de cult- en randfiguren van de Zuid-Hollandse popcultuur.

Meer zoals dit